Brieven aan...

Boijl, 6 maart 2019

Lieve e.

 

Lief klein meisje, ik ken je nog niet zo lang. En toch heb je mij in jouw kleine leventje al zoveel gegeven.

Ik kan nu even niet bij je zijn, maar ik mis je elke dag.

Ik moet vooral denken aan de avond dat ik met je in de keuken zat. Een heel klein in elkaar gefrommeld lief hoopje mens slapend  in mijn armen, op mijn borst.

Zoveel liefde kon je geven, daar hoefde je helemaal niets voor te doen.

Jouw liefde is zo puur en zo mooi stralend als dat van een sterretje.

Eigenlijk ben je nu al best wel groot vergeleken met toen. ik weet zeker dat je ogen nog steeds zo mooi stralen en je je lieve kleine neus nog hebt.

Je voetjes en je handjes waren toen nog zo klein.

En met je nageltjes had je een klein krasje gemaakt net boven je neus.

Ik wilde je wel uren bij me hebben op schoot

Soms lieve kleine e, lijkt het alsof je nu al heel veel mooie dingen doet. Alsof je een heel wijs wezentje bent. Zonder dat ik bij je ben of het kan weten, lijkt het of je ziel al aan het werk is voor al die grote mensen die het niet zo goed weten. Ik denk dat je een bijzonder meisje bent dat voor veel veranderingen zorgt

Als je mij een boodschap stuurt lieve e dan zal ik beloven dat ik zal luisteren naar jou. Voor nu wens ik je heel veel liefde in je leven en dat je vooral een kind mag zijn.

Ik hoop dat de mensen die nu voor jou zorgen dat heel goed zullen doen en dat we elkaar gauw weer gaan zien.

En mocht er ooit iets zijn lieve kleine dan mag je altijd bij me komen. Ik vind je lief.

 


Assen, 13 maart, 2018

Lieve jij,

Vandaag is het 13 maart, vrijdag, de zon schijnt. Ik kan hem voelen op mijn gezicht. Ik hou van die eerste zonnestralen, niet te warm, maar zacht en liefdevol. Je bent constant in mijn gedachten. Ik denk eigenlijk alleen maar aan jou. Ik denk aan je gezicht, aan je lach, naar hoe je meestal naar me kijkt. Ik denk aan al die keren dat we hier samen hebben gezeten, op het bankje bij het leliepark. En ik wou dat jij hier nu ook weer naast me zat. Ik probeer je naast me te denken, maar dat lukt me niet. Het besef van je afwezigheid is te sterk. Elke keer als ik doe alsof je hier zit, dan steekt het in mij, want ik weet dat het niet zo is.

Ik weet dat ik je warmte niet kan voelen en ik weet dat jouw hand niet zachtjes in de mijne glijdt. Dat je hem niet om me heen zult slaan, dat je niet naar me kijkt. Ik weet dat je me niet zult kussen, dat je niet gaat zeggen dat alles goed met me komt.

Er zijn van die dagen dat ik je aanwezigheid kan voelen, zonder dat je er bent. Maar vandaag ben je er niet. Bij die gedachte vind ik enkel een zwart en leeg gat, in mijn hart. Het is er donker en stil.

Waarom moest het zo ver komen? Waarom kon je niet even denken aan mij? Waarom kon je hier niet blijven, even naast me komen zitten. Zwijgen, zoals we dat altijd hebben gedaan.

Dat we niks hoeven te zeggen. Dat alles goed is zo. Elkaars aanwezigheid vult dan onze harten, de stilte voldoet.

 

Ik mis je zo